Home » Nieuwe examenonderwerpen vaarbewijs » Rompsnelheid, retourstroom en en waterverplaatsing

Rompsnelheid, retourstroom en en waterverplaatsing

Rompsnelheid en waterverplaatsing

Rompsnelheid, waterverplaatsing, zuiging en retourstroom wordt veroorzaak door de hoeveelheid water die weggeduwd wordt door het onderwaterschip. Elk schip heeft een bepaalde rompsnelheid. Vaart u sneller dan de rompsnelheid, zal niet alleen de waterverplaatsing, maar ook het brandstofverbruik fors toenemen. Zonder noemenswaardige versnelling. Dit heeft te maken met de vorm en de afmeting van het onderwaterschip, en wordt veroorzaakt door de boeg- en hekgolf bij een varend schip. Deze golven versterken elkaar wanneer u de rompsnelheid overschrijdt.
Vaart u met de speedboot sneller dan de rompsnelheid, dan gaat de boot in plané. De boot vaart niet meer door het water maar over het water; deze vaart in de eigen boeggolf. Dat noemen we planeren. Planerende boten veroorzaken weinig waterverplaatsing en zullen daarom voor andere schepen geen noemenswaardige zuiging veroorzaken.

Retourstroom en oevereffect of oeverzuiging

De snelheid van de retourstroom is afhankelijk van de diepte van de vaargeul, de breedte van uw schip en ook van de ruimte naast uw schip. Zo is op ruim water de snelheid van de retourstroom lager dan in een nauw vaarwater. Vaart een diepliggend schip niet in het midden van een vaarwater maar zoveel mogelijks rechts dan is de retourstroom aan de stuurboordzijde groter dan aan de bakboordzijde. Met als gevolg dat het waterniveau zakt aan de smalle kant waardoor de boot nog meer naar de oever gedrukt wordt. Stuurt u het schip nu van de kant af dan zal de kont nog meer naar de kant toe getrokken worden, zodat de kop uitbreekt naar bakboord. De oplossing is simpel, onmiddellijk vaart minderen.

Nieuwe examen onderwerpen